Twee maanden geleden begon ik met een klinische behandeling van drie maanden. Een behandeling gericht op mijn traumaklachten. Voorafgaand aan de behandeling was er eigenlijk maar één ding dat me bezighield: het eten in de kliniek. Na talloze opnames is het voor mij wel duidelijk dat het per groep en behandeling verschilt of, hoe en wat er gekookt wordt. Van mensen die eerder deze behandeling hadden gevolgd, had ik hele uiteenlopende berichten gehoord: ‘je mag blij zijn als je niet iedere avond broodjes knakworst eet’ en ‘een grote stapel pannenkoeken staat regelmatig op het menu’ en ‘ik kookte dingen die bijna niemand kende’ en alles daar tussenin. Ik wist dus echt niet wat ik kon verwachten.
Ik was vooral bang dat mijn groepsgenoten niet bereid zouden zijn om rekening te houden met mijn coeliakie en lactose-intolerantie. Ik was bang dat ze zouden denken dat ik glutenvrij eet, omdat ik “hip” wil zijn. Ik was bang dat ze me zouden afwijzen, omdat ik te ingewikkeld zou zijn op het gebied van eten -nog even los van alle andere mogelijke gronden voor afwijzing die ik me kon indenken.
In de intakeprocedure had ik deze angsten en twijfels op tafel gelegd en daar werd mij geadviseerd om contact op te nemen met de sociotherapeuten als ik een startdatum zou hebben. Zo gezegd, zo gedaan. Toen ik een startdatum had, belde ik een dag later de sociotherapeuten. Tot mijn grote verbazing kreeg ik een sociotherapeut aan de lijn die zelf coeliakie heeft. Dat was ontzettend fijn, want zij begreep mijn angsten. Ze wist van binnenuit hoe nauw kruisbesmetting komt. Ze snapte heel goed dat coeliakie niet gaat over het willen volgen van een hype, maar dat het ‘gewoon’ een auto-immuunaandoening is. We maakten wat afspraken en ze stelde me gerust: als er onvoldoende eten zou zijn, mocht ik met de pinpas van de kliniek boodschappen doen.
Gewapend met drie bakken lactosevrije kwark, een zak muesli, glutenvrij brood en een bakje bevroren pompoenpindastoofpot meldde ik me een aantal weken later bij de kliniek. Tijdens de lunch maakte ik kennis met mijn groepsgenoten. Na een voorstelrondje vroeg één van hen, ‘heb je ook dieetwensen?’ Het zweet brak me uit en voorzichtig heb ik gezegd dat ik coeliakie en een lactose-intolerantie heb. Ik vervolgde, ‘ik eet in principe ook vegetarisch, maar als het allemaal te ingewikkeld wordt, wil ik ook wel een keertje vlees eten. Ik heb trouwens lactasepillen, dus die lactose-intolerantie kan ik ondervangen. En ik wil ook zelf wel koken hoor.’ Mijn hart zat in mijn keel terwijl meerdere groepsgenoten reageerden: ‘ik eet ook vegetarisch, dus dat komt wel goed.’ ‘Het is een uitdaging, maar we gaan gewoon voor je koken hoor.’ ‘Als jij ons wil uitleggen wat je wel en niet mag, dan komen we een heel eind.’
Wát een opluchting was die reactie.
Inmiddels zijn we twee maanden verder en al mijn groepsgenoten hebben zich aan hun woord gehouden. Ik heb in geen enkele kliniek zó gevarieerd, uitgebreid en lekker gegeten als ik in de afgelopen twee maanden deed in deze kliniek. En daar ben ik mijn groepsgenoten ontzettend dankbaar voor.